Vorige zondag hoorde ik in de verte gezangen die me merkwaardig bekend voorkwamen.
Saar en Willy werden erbij geroepen.
Na enkele tellen kwam er een glimlach op Willy’s gezicht. “Kerkliederen!” zei ze.
Ik stuurde Willy en Made er op de motor op uit om te zoeken waar dat gezang vandaan kwam. Wat bleek? In onze straat is er een Protestantse Kerk. Je kan de achterkant van het kerkgebouw zien vanuit onze tuin (zie foto)!
De totale kristenpopulatie op Bali is 5% van de bevolking. Gelovige mensen zullen hier al snel de hand van God in zien.
Ik, als overtuigd agnost, zag hierin een aangenaam toeval. Willy en Saar zijn namelijk gelovig en kunnen zo de zondagochtenden met gelijkgestemden doorbrengen en, en passant, hun zielenheil veilig stellen.
Hopelijk doen ze ook een gebedje voor mij. Misschien is het nog niet te laat 😉
Dan werden ze om beurten, in vol ornaat, achter op de brommer naar de kerk gebracht door Made.
Saar natuurlijk zonder helm.
Haar kapsel moest eens in de war raken!
Dat er fikse boetes worden uitgedeeld voor dit vergrijp was natuurlijk van ondergeschikt belang; Saar was flink bang geweest en had zich aan haar vastgeklemd als een drenkeling liet Made weten.
Toch enigszins in verwarring door deze religieuze uittocht en de stilte die erop volgde heb ik onze (katholieke?) kerkhaan diep in de ogen gekeken en hebben we ons samen voor het huisaltaartje geïnstalleerd, wachtend op een moment van verlichting.
Gezien dat niet kwam heb ik me dan maar bezig gehouden met het bestellen van het zondags ontbijt: muffins, koffiekoeken, stokbrood en cinnamon rolls, thuisgeleverd door de mensen van Bali Buddha.
Ze hadden wel moeite om ons huis te vinden en het kostte 3 telefoontjes om de koerierster hier te krijgen.
De kerkgangers konden zo ook de lichamelijke noden lenigen na de redding van hun zieltjes.